Insolventie / faillissement van uw Engelse debiteur? In dit artikel behandel ik veelvoorkomende vragen van Nederlandse exporteurs bij insolventie van een Engelse debiteur. Het artikel beperkt zich tot de insolventie van een Engelse “limited company” en is bedoeld voor Nederlandse bedrijven en hun adviseurs, zoals accountants, advocaten, “legal counsel” en bedrijfsjuristen.
Vraag 1: Met welke insolventieprocedures kan ik in Engeland te maken krijgen?
Je kunt in Engeland met de volgende “corporate” insolventie procedures te maken krijgen:
“Administration”:
een procedure onder de “Insolvency Act 1986” (IA) om een bedrijf onder leiding van een “administrator” te herstructureren. Hiervoor heeft de administrator bevoegdheden van beheer en onderzoek en “to set aside transactions” (het terugdraaien van transacties). Tijdens de “administration” geldt er een moratorium (afkoelingsperiode). De crediteuren en andere rechthebbenden kunnen dan zonder toestemming van de “administrator” of de rechtbank hun rechten niet uitoefenen.
“Part A1 Moratorium”:
een moratorium onder verantwoordelijkheid van de bestuurders van de vennootschap (zonder “administration”) voor een korte periode van 20 dagen, maar verlengbaar.
“Liquidation/winding up”:
een procedure waarbij een “liquidator” de assets verkoopt en de opbrengst volgens een bepaalde rangorde onder de schuldeisers verdeelt. Daarna wordt de vennootschap opgeheven (“dissolved”). De “liquidator” heeft min of meer de zelfde bevoegdheden als de “administrator”. Er zijn twee soorten van “liquidation” bij insolventie:
- “compulsory liquidation”: via een gerechtelijke uitspraak na een verzoek door onder andere één of meer schuldeisers, de vennootschap, bestuurders of “administrator”; en
- “creditor’s voluntary liquidation”: d.m.v. een aandeelhoudersbesluit van de vennootschap, indien de vennootschap insolvent is.
Daarnaast zijn er nog een aantal procedures voor de regeling van schulden (zie vraag 12).
Vraag 2: Wanneer kan “administration” of “liquidation” worden aangevraagd?
De vennootschap moet “insolvent” zijn of het moet aannemelijk zijn dat dit gaat gebeuren. Een vennootschap is “insolvent”, wanneer die “unable to pay its debts” is. Om dit vast te stellen kijkt de rechter naar de cash flow (betaalt de vennootschap zijn huidige en toekomstige schulden) en de balans (een vergelijking tussen bezittingen en schulden). Insolventie wordt verondersteld, wanneer:
- er drie weken na het uitbrengen van een “statutory demand” nog niet is betaald. Een “statutory demand” is een formele aanzegging voor een bedrag van minimaal £ 750, die aan bepaalde eisen moet voldoen;
- de vennootschap een bij gerechtelijke uitspraak opgelegd bedrag niet voldoet; of
- de rechtbank er anderszins van overtuigd is dat de vennootschap zijn schulden niet kan voldoen.
Anders dan in Nederland is het in Engeland niet nodig dat de vennootschap twee of meer schulden bij verschillende schuldeisers heeft.
Let op: tot en met 30 september 2021 kun je als schuldeiser geen “compulsory liquidation” aanvragen, wanneer de financiële situatie COVID-19 gerelateerd is.
Vraag 3: Wie kunnen een “administration” of “liquidation” aanvragen?
Een “administration” kan zowel via de rechtbank of daarbuiten worden gestart.
De weg via de rechtbank staat open voor de vennootschap, de bestuurders daarvan, een schuldeiser en bepaalde door de wet aangewezen functionarissen.
De buitengerechtelijke “administration” kan worden gestart door de vennootschap, de bestuurders en de “holder of a qualifying floating charge” (zie vraag 10). Hiervan moet melding bij de rechtbank worden gemaakt. Bovendien gelden er regels inzake voorafgaande toestemming of in ieder geval notificatie van de intentie om een “adminstration” te openen, wanneer er (andere) houders van een “charge” zijn.
Een “compulsory liquidation” wordt uitgesproken door een rechter op verzoek van een schuldeiser, de vennootschap, bestuurders of “administrator”.
De “creditor’s voluntary liquidaton” wordt gestart door een aandeelhoudersbesluit van de vennootschap. Daarvoor geldt een gekwalificeerde meerderheid van 75% (“special resolution”). De beslissing moet bij de rechtbank worden gedeponeerd en gepubliceerd in de “Gazette”.
Vraag 4: Hoe kom ik te weten of er een insolventie procedure loopt of is aangevraagd?
Je kunt checken of er een insolventie procedure loopt op de website van
Het duurt even voordat procedures daar worden gepubliceerd. Een alternatief is om contact op te nemen met het bedrijf of hun website te bekijken. Verder zal de “administrator” of “liquidator” zich op enig moment bij je melden wanneer hij met je vordering bekend is. Wacht echter niet te lang en meld je tijdig wanneer je niets hoort (zie o.a. vraag 7 en 11).
Een aanvraag voor een “administration” buiten Londen wordt niet publiekelijk geregistreerd. Binnen Londen wordt zo’n aanvraag alleen in “The London Gazette” gepubliceerd, indien deze is toegekend (om te voorkomen dat een bedrijf bij afwijzing van het verzoek alsnog over de kop gaat).
Over een eventuele aanvraag voor een “liquidation” kun je telefonisch navraag doen bij de “Companies Court”.
Vraag 5: Wie stelt een “administrator” of “liquidator” aan?
Afhankelijk van de aanvrager (zie vraag 3) wordt de “administrator” aangesteld door een bestuurs- of aandeelhoudersbesluit van de desbetreffende vennootschap, een “holder of a qualifying floating charge”, een schuldeiser (via de rechtbank) of de toezichthouder op een “company voluntary arrangement” (zie vraag 12).
Bij een “compulsory liquidation” stelt de rechtbank een “Official Receiver” als “liquidator” aan. Dit is een gespecialiseerde insolventieambtenaar. De Official receiver blijft als liquidator fungeren, tenzij de schuldeisers een eigen “liquidator” kiezen.
Bij een “creditor’s voluntary liquidation” stellen de bestuurders de “liquidator” aan op voordracht van de schuldeisers.
Een “administrator”, “liquidator” of “Official Receiver” noemt men ook wel een “Insolvency Practitioner” (IP). Een IP moet over een vergunning beschikken en staat onder toezicht van zijn beroepsorganisatie. In tegenstelling tot Nederland, waar een advocaat als bewindvoerder of curator optreedt, is in Engeland de IP meestal een accountant.
Vraag 6: Wat is een “pre-pack sale”?
Bij een “pre-pack sale” gaat een vennootschap in “administration”, waarna direct volgens al eerder gemaakte afspraken de business en/of assets door de “administrator” aan een nieuwe vennootschap worden verkocht. De schulden blijven achter in de oude vennootschap, die vervolgens van “administration” naar “liquidation” gaat en wordt geliquideerd. De business gaat “going-concern” verder in de nieuwe vennootschap. Gewone schuldeisers zonder zekerheden (“unsecured creditors”) staan bij een “pre-pack sale” meestal met lege handen. In tegenstelling tot de schuldeisers met zekerheden (“secured creditors”) worden zij vaak niet bij het plan betrokken. Daarom gelden er wat spelregels, met name bij de verkoop aan een “connected person”. Het begrip “connected person” is breed: naast de vorige eigenaren behelst dit bijvoorbeeld ook bepaalde “secured creditors”. Het kan in voorkomende gevallen de moeite waard zijn om na te gaan of de regels goed gevolgd zijn.
Vraag 7: Hoe dien ik mijn vordering in en wat kan ik doen als die wordt afgewezen?
De aanmelding en onderbouwing van je vordering wordt genoemd “the proving of debt”. Je doet dit d.m.v. een document genaamd “a creditor’s proof of debt”. Er is online een model beschikbaar. Dit formulier is niet verplicht, maar helpt je wel om de juiste informatie te verstrekken. Bij een vordering tot £ 1.000 kan de IP (Insolvency Practitioner) je berichten dat onderbouwing niet nodig is. Na ontvangst zal de IP jouw “creditor’s proof of debt” verifiëren en vervolgens erkennen (“admission”) of afwijzen (“rejection”). Je kunt in beroep gaan bij de rechter. Dit moet binnen 21 dagen na ontvangst van de “statement of reasons” (de formele afwijzing). Andere schuldeisers mogen de rechtbank vragen om de erkenning van jouw vordering door de IP geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken (“exclusion of proof”).
Vraag 8: Kunnen vorderingen over en weer verrekend worden?
Veel voorkomende vormen van verrekening in het Engelse recht zijn:
- “contractual set-off”: een contractuele afspraak over wie wanneer wat mag verrekenen;
- “banker’s set-off”: buitenrechtelijke verrekening door de bank van de saldi van verschillende bankrekeningen, die direct of op korte termijn opeisbaar zijn (dus vaak rekeningen courant);
- “legal set-off”: een verweer in rechte tot verrekening (dus alleen in een procedure), indien beide vorderingen vaststaand en duidelijk zijn. Dit behoeft niet de zelfde transactie te betreffen; en
- “equitable set-off”: verrekening in en buiten rechte van vorderingen, die zo “closely connected’ zijn “that it would be manifestly unjust to enforce one without taking the other into account”.
Ingeval van “administration” of “liquidation” is er nog een speciale verrekening:
- “insolvency set-off”: de “insolvency set-off” is ingewikkeld. Het komt er grofweg op neer dat de schulden uit “mutual dealings” worden verrekend. “Mutual dealings” betekent dat partijen in dezelfde hoedanigheid moeten handelen. Zo kan de “assignment” (overdracht) van een vordering van de oorspronkelijke crediteur naar een derde aan deze verrekening in de weg kan staan. Aan de andere kant hoeft het niet om vorderingen uit een zelfde transactie te gaan. Verder zijn er een aantal situaties uitgezonderd van “mutual dealings”. Zo mag je o.a. geen schuld verrekenen, die ontstaan is uit een verplichting na de start van de “administration” of liquidation of een respectievelijk daaraan voorafgaande “liquidation” of “administration”. De insolventie verrekening heeft voorrang boven een eventuele “contractual set-off”, mag contractueel niet worden uitgesloten, maar laat een eventueel beroep op “equitable set-off” onverlet.
Vraag 9: Is er een rangorde bij een uitdeling van de baten aan de schuldeisers?
De uitdeling (“distribution of dividends”) vindt plaats volgens de volgende rangorde:
- “holders of fixed charges”: zie vraag 10.
- “moratorium debts”: schulden die door de vennootschap worden gemaakt tijdens of na een voorafgaand “Part A1 Moratorium” (zie vraag 1) als gevolg van een verplichting die gedurende deze afkoelingsperiode is aangegaan. Hier vallen ook de “priority pre-moratorium debts”. Dit zijn een aantal specifiek in de wet genoemde schulden ontstaan als gevolg van een verplichting, die is aangegaan voor het “moratorium”.
- “expenses of the estate”: de door de IP gemaakte kosten (volgens een bepaalde volgorde).
- “preferential creditors”: schuldeisers met vorderingen, die vanwege een maatschappelijk belang een wettelijke voorrang hebben (o.a. vakantiegeld en een deel van het salaris en pensioenafdracht). Anders dan bij ons is de fiscus, behoudens een specifieke uitzondering, geen preferente schuldeiser.
- “prescribed part”: voordat de IP de opbrengst van de verkoop van een goed waarop een “floating charge” (zie vraag 10) rust aan de houder daarvan kan uitbetalen, moet hij een percentage reserveren voor de “unsecured creditors”: 50% over de eerste £10.000 en 20% over de rest met een maximum. Dit maximum is momenteel £800.000 (voor een “floating charge” overeengekomen na 6 april 2020).
- “holders of floating charges”: zie vraag 10.
- “unsecured creditors”: de gewone (concurrente) schuldeisers.
- “shareholders”: de aandeelhouders van de vennootschap.
De gewone schuldeisers staan achter in de rij en vissen dus meestal achter het net. Dat kan anders zijn wanneer zij een eigendomsrecht kunnen claimen, zoals een geldig en afdwingbaar eigendomsvoorbehoud op geleverde zaken (zie vraag 11). Dit recht kun je echter niet effectueren zonder de toestemming van de rechter gedurende een “Part A1 Moratorium” of de IP of de rechter tijdens een “moratorium” in “administration” of “liquidation”.
Vraag 10: Wat is een “charge” en wat is het verschil tussen een “fixed” en “floating” “charge”?
Een “charge” is een typisch Engels verhaalsrecht met zekerheidskenmerken op de bedrijfsmiddelen van de vennootschap zonder dat er bezitsverschaffing of eigendomsoverdracht plaatsvindt. Bij een “fixed charge” gaat het om een duidelijke identificeerbare zaak, waarover de houder controle uitoefent. De vennootschap mag die bijvoorbeeld niet zonder toestemming van de houder vervreemden. De “fixed charge” is bedoeld voor zaken als land, machines en intellectueel eigendom. Bij een “floating charge” is die controle er niet of is die rechtens onvoldoende. Dit laatste kan zich voordoen bij een in de “debenture” (vestigingsakte) slecht omschreven of anderszins gebrekkige “fixed charge” of een niet identificeerbare onderliggende zaak.
De “floating charge” rust in de praktijk op bedrijfsmiddelen, die komen en gaan, zoals grondstoffen, voorraden en handelsvorderingen. Volgens de “common law” of de bepalingen in de “debenture” kan een “floating charge” in bepaalde omstandigheden veranderen in een “fixed charge” (“chrystallisation”). Dit maakt voor de rangorde bij verdeling (zie vraag 9) echter niet uit: de status van de “charge” (“fixed” of “floating”) op het moment van het overeenkomen van de “charge” (“creation”) is doorslaggevend.
Men spreekt van een “qualifying floating charge”, wanneer de “debenture” een machtiging voor de houder bevat om bij opeisbaarheid van de “charge” een “administrator” of “administrative receiver” aan te stellen. Let op: een “charge” op assets van een Engelse “limited company” werkt alleen jegens een derde of de IP, indien deze binnen 21 dagen na “creation” bij “Companies” House is geregistreerd (“perfection”).
Vraag 11: Kan ik wat met mijn eigendomsvoorbehoud?
Ja, maar dat is in de praktijk niet zo eenvoudig en zeker tijdrovend. Je moet hier dus een afweging maken of je je op het eigendomsvoorbehoud (“retention of title”) wil beroepen. Zo ja, dan moet je dit direct met de relevante informatie bij de IP melden. Deze wil de aanwezige assets namelijk zo snel mogelijk verkopen. Bij het verschaffen van informatie moet je er rekening mee houden dat de IP nader onderzoek doet.
Allereerst kijkt de IP of er wel een eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. Vaak staat het voorbehoud in de algemene leveringsvoorwaarden en is de vraag dus eigenlijk of die van toepassing zijn. In de praktijk zie ik helaas regelmatig dat exporteurs bij de totstandkoming van het contract hier te gemakkelijk zijn geweest waardoor – als het puntje bij paaltje komt – zij niet hard kunnen maken dat hun voorwaarden van toepassing zijn (zie artikel eigendomsvoorbehoud).
Vervolgens onderzoekt de IP wat voor eigendomsvoorbehoud je overeengekomen bent. Een voorbehoud totdat de koopprijs van onderliggende zaken is betaald is in beginsel geen probleem. Naar alle waarschijnlijkheid geldt dit ook als zekerheid voor alle bedragen, die de koper aan de verkoper verschuldigd is (“all monies clause”). De problemen ontstaan bij een zogenaamd verlengd eigendomsvoorbehoud op de opbrengst van de geleverde goederen bij doorverkoop (“proceeds of sale clause”) of op nieuwe of samengestelde goederen, die zijn ontstaan na een meng-/fabricage proces met andere goederen (“mixed goods clause”). Je ziet dit nog wel eens terugkomen in contracten van exporteurs die ook zakendoen met Duitsland, waar dit soort voorbehouden niet ongebruikelijk zijn. In Engeland riskeer je dat een verlengd eigendomsvoorbehoud als een “charge” wordt gekwalificeerd, die – zoals ik hiervoor in vraag 10 besprak – binnen 21 dagen bij “Companies House” had moeten worden geregistreerd om werking te hebben.
“On site”identificeerbaar
Verder zal de IP kijken of de zaken zowel in het contract als “on site” identificeerbaar zijn, zodat vaststaat om welke goederen het gaat en die makkelijk ter plaatse terug te vinden zijn. Je kunt dit enigszins beïnvloeden door vooraf met de koper overeen te komen dat de zaken afgescheiden van andere goederen moeten worden bewaard, de zaken voor levering van duidelijke unieke labels of andere merktekens te voorzien en contractueel te verbieden dat deze onderscheidende tekens verwijderd worden. Probeer in ieder geval zo snel mogelijk een afspraak met de IP te maken om de zaken ter plaatse aan te wijzen en apart te laten zetten en geef van te voren al zo veel mogelijk schriftelijk door hoe de zaken te herkennen zijn.
Een goed eigendomsvoorbehoud bepaalt dat je het terrein van de vennootschap mag betreden om de goederen te inspecteren en terug te halen. Realiseer je wel dat er doorgaans een “moratorium” geldt en je de spullen niet zonder toestemming van de IP of rechter mag meenemen.
Wanneer de IP de zaken al doorverkocht heeft (bijvoorbeeld via een “pre-pack sale”), kan het toch lonen om nog wat onderzoek te doen. Het is namelijk niet ongebruikelijk dat het contract tussen de IP en de koper een bepaling bevat dat de koper alleen die goederen verkrijgt, die op het moment van de koop eigendom van de vennootschap zijn, dat de koper de verplichting op zich neemt andere goederen aan de rechtmatige eigenaar terug te geven en de koper de IP vrijwaart voor eventuele claims. Maar ook hier is haast geboden: hoe langer het duurt, hoe groter de kans dat de zaken uit het zicht raken.
Vraag 12: Ben ik gebonden aan een eventuele regeling van de schulden?
Het antwoord op die vraag is afhankelijk van het type regeling:
“Company Voluntary Arrangement (CVA)”: een regeling tussen de vennootschap en de crediteuren onder leiding van een geautoriseerde insolventiespecialist. De regeling is bindend voor alle concurrente schuldeisers, wanneer die is goedgekeurd door
- reagerende schuldeisers, die tenminste ¾ van de waarde van de schulden in de groep van reagerende schuldeisers vertegenwoordigen, tenzij meer dan de helft van schuldeisers, die “unconnected” zijn met de vennootschap tegen hebben gestemd; en
- aanwezige aandeelhouders, die tenminste ½ van de waarde van de aandelen vertegenwoordigen.
“Scheme of Arrangement”: een regeling tussen de verschillende klasse van aandeelhouders en crediteuren. De regeling wordt bindend wanneer per klasse de regeling met een gekwalificeerde meerderheid van 75% van de waarde van de vorderingen en met een normale meerderheid van het aantal crediteuren wordt aangenomen. Tevens is de goedkeuring van de rechtbank nodig.
“Part 26A Restructuring plan”: een nieuwe regeling (sinds 2020) specifiek voor vennootschappen in zwaar weer. Deze procedure is geënt op de “Scheme of Arrangement”, maar is sneller bindend. Hier is een meerderheid van 75% van de waarde van de vorderingen per klasse voldoende. Bovendien kan de rechtbank een blokkade in een klasse opheffen, indien
- de rechtbank er van overtuigd is dat geen van de leden van de tegenstemmende klasse met het plan slechter af is dan in de situatie die de rechtbank het meest waarschijnlijk acht wanneer het plan niet wordt aangenomen (“the relevant alternative”); en
- het herstructureringsplan op z’n minst de instemming geniet van één klasse van aandeelhouders of crediteuren, die betaling zouden ontvangen of een werkelijk economisch belang hebben bij de vennootschap wanneer de “relevant alternative” zich zou voordoen.
Je ziet bovenstaande procedures vaak in combinatie met een insolventieprocedure (zie vraag 1) om bij de totstandkoming daarvan gebruik van een “moratorium” te kunnen maken.
Vraag 13: Mag ik mijn duurovereenkomst met de vennootschap vanwege de insolventie beëindigen?
Nee, niet om die reden. Allereerst bevatten artikelen 233 en 233A IA specifieke regels voor de beëindiging van essentiële leveringen van goederen en diensten (“essential supplies”). Het gaat hier kort gezegd om de levering van gas, water, elektriciteit, communicatie en IT. Artikel 233 is van toepassing bij “administration”, “administrative receivership”, “Company Voluntary Arrangement” en “liquidation”. Artikel 233A geldt alleen in een “administration” en “Company Voluntary Arrangement” voor contracten, die na 1 oktober 2015 zijn afgesloten. Er zitten wat verschillen tussen deze twee artikelen, maar in essentie zorgen zij er voor dat de continuering van essentiële leveringen gewaarborgd is zo lang de IP instaat voor de betaling daarvan over de periode van de insolventieprocedure (ongeacht of er nog facturen van voor die periode openstaan).
Sinds 26 juni 2020 zijn deze twee regelingen uitgebreid met een derde artikel 233B IA. Dit artikel is van toepassing op alle leveranciers. Artikel 233B geldt voor de hiervoor genoemde procedures plus de “Part 26A Restructuring plan” en “Part A1 Moratorium”, maar voor de “Scheme of Arrangement” of in zaken waar een “fixed charge receiver” is aangesteld. Er gold vanwege COVID-19 tot en met 30 juni 2021 een tijdelijke uitzondering op artikel 233B IA voor kleine leveranciers. Die is echter niet verlengd. Kort gezegd komt de regeling er op neer dat je als leverancier niet vanwege de insolventieprocedure of omwille van gebeurtenissen daarvoor het contract mag beëindigen (ook niet als het contract dat bepaalt).
Bij insolventie kunt je echter nog wel:
- het contract beëindigen voor een reden, die na de start van de insolventieprocedure wordt getriggerd en die niet wordt veroorzaakt door die procedure, bijvoorbeeld wanneer betaling over de periode vanaf de start van de procedure uitblijft;
- de IP of de rechtbank om toestemming vragen om het contract te beëindigen in dat laatste geval moet je aantonen dat de situatie “hardship” bij jou veroorzaakt;
- het contract net voor de start van de procedure beëindigen;
- gebruik maken van contractuele bepalingen, die het mogelijk maken om zonder reden te beëindigen. Wel gelden hier vaak contractuele opzegtermijnen;
- het contract niet verlengen. Pas op voor automatische verlengingsbepalingen en geef dan tijdig aan dat je niet wilt verlengen;
- weigeren een nieuwe order aan te nemen wanneer de vorige transactie een “one-off” was of je onder een of andere raamovereenkomst geen leveringsverplichting hebt; of
- je op verrekening beroepen,
zolang je daarbij niet aangeeft dat de reden voor jouw actie in de insolventie of een gebeurtenis van daarvoor ligt.
Vraag 14: Kunnen transacties uit het verleden wegens benadeling van schuldeisers worden teruggedraaid?
Ja, de IP zal onderzoeken of er in het verleden transacties hebben plaatsgevonden, die de schuldeisers of de omvang van de boedel benadelen (“reviewable transactions”). Zo ja, dan kan hij de rechter vragen om de transactie ongedaan te maken (“to set aside the transaction”) of een andere passende maatregel te treffen. De IP gaat op zoek naar de volgende “reviewable transactions”:
“Transaction at an undervalue”:
een transactie om niet of tegen een significant lagere waarde op een moment dat de vennootschap insolvent was of waardoor die “insolvent” is geworden. Men gaat hier terug tot twee jaar voor de start van de “administration” of “liquidation”.
“Preference”:
een transactie waarbij een crediteur in een betere positie is gezet dan normaliter in de insolventie het geval zou zijn en die tijdens insolventie plaatsvond of waardoor de vennootschap in die situatie terecht is gekomen. Men kijkt hier naar transacties die zes maanden voor de aanvang van de “administration” of “liquidation” hebben plaatsgevonden. Bij aan de vennootschap gelieerde personen is dit twee jaar.
Het verband tussen de insolventie en de transactie wordt in bovenstaande gevallen voorondersteld, indien de transactie plaatsvond met een aan de vennootschap gelieerde persoon.
“Extortionate credit transaction”:
een transactie waarbij de vennootschap binnen drie jaar voor de “administration” of “liquidation” een lening wordt verstrekt tegen exorbitante vergoedingen of die anderszins voorwaarden bevat die ingaan tegen “ordinary principles of fair dealing”.
“Avoidance of floating charges”:
de vennootschap heeft bij wijze van een “floating charge” een zekerheid gegeven tijdens insolventie of die situatie is daardoor veroorzaakt. Bij een aan de vennootschap gelieerde persoon behoeft het verband met de insolventie niet worden vastgesteld. De periode van terugblik is hier 12 maanden voorafgaand aan de “adminstration” of de “liquidation” en twee jaar ingeval van een aan de vennootschap gelieerde persoon.
“Transaction defrauding creditors”:
elke transactie tegen een lagere waarde met als doel een asset buiten het bereik van een schuldeiser te plaatsen en hierdoor een eventuele claim tegen de vennootschap te bemoeilijken. Hier geldt geen insolventievereiste en deze actie staat niet alleen open voor de IP, maar ook voor een ieder die door de transactie in zijn belangen is geschaad.
Los van de hierboven genoemde terugblik periodes, gelden er nog regels omtrent verjaring. Bij een “transaction under value”, “preference” en “avoidance of floating charges” wordt met de begrippen “insolvent” of “ insolventie” bedoelt de situatie “unable to pay its debts” niet de insolventieprocedure.
Vraag 15: Kunnen de bestuurders van de vennootschap door de IP aansprakelijk worden gesteld?
Ja, de IP zal onderzoek doen naar eventuele “wrongful trading” door de bestuurders. Zij kunnen aansprakelijk zijn ten opzichte van de boedel wanneer zij met de vennootschap door hebben gehandeld terwijl zij wisten of hadden moeten weten dat er geen “reasonable prospect” meer was om de insolventie af te wenden. Indien er hierbij fraude in het spel is kan men aansprakelijk zijn voor “fraudulent trading”.
De IP zal ook nagaan of er sprake is van “director’s liability” (bestuurdersaansprakelijkheid) wegens “a breach of fiduciary duties”. Het gaat hier om het handelen van een bestuurder in strijd met een aantal in de “common law” ontwikkelde en in de “Companies Act” opgenomen gedragsnormen ter zake van zijn taakvervulling.
Bovenstaande is geen juridisch advies. Je kunt hier geen rechten aan ontlenen. Ik raad je aan om in voorkomende gevallen altijd eerst juridisch advies in te winnen.
Zie ook mijn overige artikelen over zaken doen in Engeland waaronder b.v. Agentuur onder Engels recht of het afsluiten van een arbeidsovereenkomst volgens Engels recht.